1 oktober 2007
Buongiorno,
Deze email komt vanuit een zeer idyllisch plaatsje waarover ik echter niets in de Italiaanse reisgidsen kon terugvinden. Ik heb het over Haarlem, niet ver gelegen van de zee.
Ja, ik ben weer thuis. Het eerste wat ik na thuiskomst gedaan heb is me aanmelden voor een spoedcursus "Hoe draag ik een lange broek?". Jakkes, wat zit zo'n ding vreselijk.
Internetten was op Stromboli niet mogelijk toen ik er was (de ene pc kapot en de andere in een zaak die net een paar dagen zelf op vakantie was). In de volgende plaatsen die ik bezocht heb was wel internet, maar de omstandigheden waren daar van dien aard dat ik het er niet langer dan 5 minuten volhield. Ze stoppen daar internetpoints in wasserettes of gokhallen en platenzaken met aanverwante decibellen, of de temperatuur was er niet ver van het kookpunt verwijderd. En bovendien schandalig duur. Als rechtgeaarde Nederlander toen maar besloten om met dit verslag te wachten tot ik weer in mijn eigen huisje was teruggekeerd. Bijna twee weken in dit verslag, ge zijt dus gewaarschuwd: er bestaat gevaar voor een aanzienlijke lengte.
Woensdag 19 september met pijn in het hart afscheid genomen van Diana Brown (als ik naar de eilanden terugkeer weet ik al in welk hotel dat zal zijn) en op de boot naar Stromboli gestapt.
Ik had de beklimming van de vulkaan ook als dagtrip vanaf Lipari kunnen doen, maar ik wilde aan den lijve ondervinden hoe het leven is op een eiland met zo'n gevaarlijke vulkaan in je achtertuin.
Hotel gevonden met net zo'n kleine kamer als in Fawlty Towers in Rome, maar echter wel met een privé-terras voor de deur waar het aangenaam vertoeven was. Helaas zonder uitzicht, als je dit hotel op tijd boekt (La Nassa) is de kans groot dat je een terras met zeezicht krijgt. En dan heb je gelijk zicht op het vreemde zand van de stranden hier, namelijk zo zwart als het maar zijn kan.
Snel op weg naar Magma Trek, organisatie die beklimmingen naar de krater regelt. Liep daar gelijk tegen mijn eigen naïviteit op. Had er helemaal niet bij stilgestaan dat ik natuurlijk niet de enige zou zijn die naar boven wilde en dat het wel handig was geweest om vooraf te reserveren. Alle excursies waren voor die dag vol en de volgende dag ook. Mijn naam werd wel genoteerd en ik moest twee uur later weer terugkomen, misschien was het toch nog mogelijk om een plaatsje voor me te regelen. Ander punt was dat de top omhuld werd door dikke wolken terwijl het beneden heerlijk weer was. Het was dus ook nog eens de vraag of de beklimming wel door zou gaan.
Gelukkig klaarde het weer op en ging de excursie door en was er ook nog plaats voor me. Dus zo tegen 17 uur begonnen we (zijnde het team met de rode helmen, achteraf door de gids bestempelt als beduidend beter dan het gele, blauwe en witte team) aan het avontuur. Er was alleen een foutje met de indeling gemaakt. Samen met een Duitser en een Iers stel was ik ingedeeld bij de Italiaanse groep en niet bij de "Engelse" groep. Gelukkig sprak Mario (de gids) ook Engels en hij deed de excursie dus tweetalig.
De top ligt op ruim 900 meter en hoewel ik de klim niet echt zwaar vond, is hij door de lengte (we waren ruim twee uur onderweg) toch wel inspannend en is het raadzaam om een extra shirt mee te nemen, zodat je op de top je natte shirt kunt vervangen door een droge. Fleecetrui en regenjack had ik wel meegenomen en die heb je daar boven wel nodig ook.
De beklimming vond ik vanaf het begin af aan spannend, je ziet de afstand die je moet overbruggen en bent gewoon benieuwd naar wat je straks te zien krijgt. De gigantische rookpluimen die de vulkaan continue uitspuwt zijn al direct zichtbaar en beloven veel. En als je omkijkt zie je het dorpje steeds kleiner worden en de uitzichten steeds mooier.
Bijna aangekomen op de top moesten de helmen op en dikke kleding aan en na even wachten totdat de voorgaande groepen de top hadden verlaten legden we dan de laatste spannende meters af.
Het was spectaculair en zeer bijzonder om op het randje van die machtige krater te staan. Een beetje angstaanjagend ook wel, want je staat op nog geen meter van een afgrond van honderden meters diep, geen hekje om een val tegen te houden en er stond een enorm harde wind die gelukkig wel van de kraterrand afwaaide. De gids had ons er met klem op aangedrongen dat we naast elkaar moesten blijven staan en niet achter elkaar, maar natuurlijk zijn er altijd weer mensen die dan eigenwijs zijn en gaan lopen en als er dan iets te zien of horen valt over je heen gaan leunen om maar niets te missen. Gelukkig ging alles goed en hebben we geen spontane crematie hoeven mee te maken.
Beneden waren er 4 plekken waar regelmatig lava-uitbarstingen te zien waren, op één plek een paar keer zeer krachtig en hoog, moeilijk in te schatten maar misschien wel 100 meter hoog. En met een bijbehorend kabaal, alsof er een sneltrein over je schouders vlak langs je oren rijdt.
Er was dus genoeg te zien, maar de gids vertelde dat het eigenlijk niet echt een optimale dag was. Er was genoeg activiteit daar beneden zoals eigenlijk altijd, maar mist en bewolking zorgden ervoor dat je boven niet het complete spektakel wat daar beneden gaande was te zien kreeg.
Al met al wel een onvergetelijke ervaring en na een afdaling die erg snel ging over een soort zandpad waarbij het net leek alsof je over een dikke laag sneeuw liep, stapte ik zeer voldaan in mijn bed.
De volgende ochtend een bootreisje om het eiland geboekt. Daarbij vaar je ook langs de Sciara del Fuoco. Dat is de plek waar de lava van de vulkaan de zee in stroomt. Dat was nu helaas niet te zien, ja zo´n vulkaan denkt natuurlijk niet van oh Leon is er nu, laat ik maar eens wat uitspugen, maar ´s avonds schijnt dat regelmatig wel goed te zien te zijn. De boottocht viel verder tegen. Duurde een kleine 3 uur, waarbij onderweg aangemeerd wordt in Ginostra, naast Scari het tweede plaatsje op het eiland en waar je even de benen kon strekken. In tegenstelling tot Scari heeft Ginostra, hoewel op hetzelfde eiland gelegen en niet eens zo ver daarvandaan, weinig te duchten van de vulkaan. Kwestie van precies de goede plek zoeken. De boot ging veel te snel, waardoor er regelmatig water aan boord sloeg en minderde ook geen vaart op plekken waar je fototoestel begon te jeuken (zoals bv. de Sciara). Als ik het me goed herinner werd deze tocht uitgevoerd door Ippo. Bezoek je ooit Stromboli boek dan dit tochtje bij een ander, er zijn er legio.
Kwam voor dit tripje nog wel de Duitser van de dag ervoor tegen en erna Sarah en Dermot, het Ierse stel van de beklimming, die net hun boot naar Milazzo gemist hadden. Heb totdat hun volgende boot ging (een paar uur later) met hen op een terras doorgebracht. Zeer gezellig en aangenaam, apart stel ook, zij een uitermate artistiek type, hij bij uitstek type zakenman, maar op een leuke manier matchte dat uitstekend.
De middag gebruikt om Stromboli een beetje te verkennen. Zeer aanwezig zijn in iedere straat de borden met pijlen die aangeven waar je naar toe moet als de vulkaan vervelend begint te doen. Dat zijn de zogenaamde waiting areas. Ik verwachtte een soort schuilkelders, maar nee het zijn gewoon plekken in de open lucht, maar waarschijnlijk wel op de meest veilige plekken in de buurt. Verder verbaasde ik me in het begin over de borden aan de kust die vertelden dat als de sirenes klonken je de kust dan zo snel mogelijk moest verlaten. En dan niet het water in, maar landinwaarts. Maar al snel viel het kwartje; uitbarstingen van vulkanen gaan vaak vergezeld door tsunami's, dus dan is de kustlijn not the place to be.
Al met al toch wel heel vreemd, het leven is hier net zo gemoedelijk en aangenaam als op de andere eilanden, maar dat kan dus echt op ieder moment omslaan. De laatste ongewone uitbarsting dateert van maart dit jaar. Met ongewoon bedoel ik dan groot, want uitbarstingen zijn er dus de hele dag door.
's Avonds geprobeerd een boottocht naar de Sciara del Fuoco te boeken want ik wilde die lava wel zien stromen, maar dat ging niet door want ik was de enige en voor één persoon gingen ze geen bootje nat maken. Achteraf gelukkig maar, want de man achter het loket vertelde me wel over een andere optie en die optie was nog eens gratis ook. Vanaf de noordkant van het eiland loopt er een pad omhoog naar een punt waar een restaurant ligt met vrijwel hetzelfde uitzicht op de vulkaan als je op de boot te zien krijgt. Wat wil je nog meer, lekker eten met een uniek zicht op de vulkaan.
Dus ging ik toen het al donker begon te worden gewapend met een zaklantaarn op pad. Als je hier komt zorg dan dat je een zaklantaarn bij je hebt en zo niet, koop er dan één voordat het donker wordt, want straatverlichting is hier niet dus 's avonds is het hier pikkedonker. Met mijn nachtblindheid hoopte ik dus maar dat de batterij nog voldoende geladen was en dat was hij gelukkig.
Moest ook wel een beetje om mezelf lachen. Voordat ik op reis ga kan ik me druk maken over alles wat er eventueel maar fout zou kunnen gaan. En ben ik dan eenmaal weg, dan loop ik in mijn eentje over paadjes waar ik wel twintig benen kan breken om misschien pas dagen later gevonden te worden, loop ik 's avonds soms door de meest verlaten straatjes om de toeristenstraten zoveel mogelijk te ontlopen en loop ik dus in het pikkedonker over een zandweggetje op weg naar een restaurant, waarbij ik onderweg zo ongeveer dertig maal beroofd en dertien maal vermoord had kunnen worden. Als ik Italiaan zou zijn en leven op Stromboli en zeer veel kwaad in de zin zou hebben, dan zou ik wel weten waar ik 's avonds toe zou slaan.
Maar goed, de Stromboliaanse criminelen bleken erg dom te zijn (meer Domboliaans dus), want ik bereikte ongedeerd het restaurant. De plek was geweldig, uitbarstingen van de vulkaan waren er slechts twee keer te zien, maar die twee keer zorgden er wel voor dat ik voortaan nog veel meer dan ik toch al deed mijn neus op zal halen voor het vuurwerk tijdens onze oudejaarsnachten.
Was ook voor het eerst dat ik ergens at waar niemand elkaar aankeek. De vorken vonden probleemloos hun weg naar de mond, maar de hoofden stonden allemaal één richting op. En dat was niet richting etenspartner(s), maar schuin omhoog naar de vulkaan toe.
Ik vond mijn verblijf op dit eiland zeer bijzonder. Als je de eilanden bezoekt en tijd genoeg hebt, dan kan ik zeker één of meer overnachtingen op Stromboli zelf aanraden. Heb je minder tijd beschikbaar dan is een excursie vanaf één van de andere eilanden ook zeer de moeite en het geld waard. Sterker nog, als je dat niet doet dan ben je een uilskuiken eerste klas.
Op vrijdag was dan het moment om de Eolische eilanden te verlaten en naar een ander eiland te vertrekken, nl. Sicilie. Kwam aan op Milazzo en kwam daar wederom Sarah en Dermot tegen, nu echt voor het laatst want zij gingen oostwaarts en ik naar het westen. Ik had besloten mijn reisroute te wijzigen. Niet naar Catania, maar eerst een paar rustdagen in Cefalu, waar een zeer groot en aangenaam zandstrand is. In Milazzo weer kennisgemaakt met de Italiaanse dienstregelingen. De bus naar het station zou 3x per uur gaan, maar heb bijna anderhalf uur staan wachten. De treinreis van Milazzo naar Cefalu was weer geweldig, de hele tijd vlak langs de zee.
Aangekomen in Cefalu direct op weg naar een hotel schuin tegenover het station. Hotel Mediterraneo, had deze uitgekozen omdat hij in de reisgids stond en ik bij het restaurant op Stromboli een pizza had gegeten met dezelfde naam die geweldig had gesmaakt. Hotel was ook prima maar wel een beetje aan de dure kant, maar had geen zin om verder te zoeken, dus voor 3 nachten geboekt. Het was inclusief ontbijt, in dit geval een buffet en dat drukt bij mij relatief gezien de prijs altijd, gezien de hoeveelheid die ik dan 's ochtends eet. Kan dan wel een tijdje voort.
Heb in het hotel wel een paar keer mijn hoofd gestoten, dit was wel de vakantie van de hoofdstoterij. Dat gebeurde toen ik bij Paulien en Peter logeerde ook een paar keer. Ik sliep daar in de kelder. Dat klinkt heel erg, maar het was een geweldige ruimte om in te slapen, zeer ruim en apart. Maar een deuropening die een beetje aan de lage kant was. En af en toe vergat ik wel eens te bukken. In het hotel was er op weg naar mijn kamer net zo'n deur. Haar had ik al niet veel meer, hoofdhuid nu ook niet meer. Maar het laatste groeit gelukkig weer aan.
Cefalu is erg leuk, maar ik moest er wel wennen aan de drukte terwijl het helemaal niet zo'n grote plaats is. Maar na de dagen op de Eolische eilanden zou waarschijnlijk ook Lutjebroek als een wereldstad op me overgekomen zijn.
Wel nog zeer veel toeristen, maar ook genoeg stille straatjes om heerlijk doorheen te dwalen. Naast het gebruikelijke bezoekje aan de plaatselijke Duomo, op een gegeven moment wordt je wel een beetje duomomoe, maar deze in Cefalu is zeer de moeite waard, was er natuurlijk mijn klimmetje een berg op, in dit geval naar een tempel die vroeger van Diana is geweest. Verder waren mijn dagen in Cefalu een beetje van decadente aard. Een hoog terrasgehalte en iedere dag een bezoekje aan het strand. Ach, er zijn slechtere manieren om je tijd door te brengen.
En zeer lekker eten kun je hier bij Al Gabbiano, vlak aan zee gelegen.
Na 3 nachten Cefalu op maandag weer klaar voor de volgende stad, Agrigento. Vooral bekend om de Valle dei Templi (inderdaad: de vallei van de tempels), waar zich een aantal Griekse tempels uit het jaar 500 voor onze jaartelling bevinden. Eén nog vrij goed bewaard gebleven, de rest variërend van iets waar nog duidelijk een tempel in te herkennen is tot een paar zeer grote stapels stenen, waarbij de fantasie maar de rest moet doen. Ik ben dol op dit soort plekken, maar Efese blijft nog steeds met stip op nummer 1 staan. Maar als je hier toch in de buurt bent zou je gek zijn om hier niet even langs te gaan.
Mijn bezoek aan de tempels stond nog even op losse schroeven, want dinsdagochtend begon grauw en zeer nat. Het kwam met bakken uit de hemel. Heb samen met een Duits stel in de woonkamer van het hotel, dat eigenlijk de gang was maar omdat er een bankje en wat stoelen stonden was gepromoveerd tot woonkamer, zitten wachten tot het droog was. Hetgeen zo tegen 11 uur gelukkig het geval was.
Wat me verder in Agrigento opviel was het aantal vliegen. Ik weet niet of het komt doordat de mensen hier hun billen niet goed afvegen, maar er zijn hier ontzettend veel vliegen. Stil zitten op een terrasje is er dus niet bij, je maakt continue slaande en schoppende bewegingen met armen en benen. Ok, ik overdrijf het iets, geen sprake van een vliegenplaag ofzo, maar toch wel net iets teveel.
En dan die straatjes. Ik heb al veel plaatsjes gezien waar je heerlijk kunt verdwalen in en op al die kleine straatjes, steegjes en trappetjes, maar Agrigento komt wat dat betreft zeker in de top 10. Zelfs met plattegrond is het lastig om de weg te vinden. Was op weg naar Santa Maria dei Greci, een schattig kerkje gebouwd bovenop een Griekse tempel, bleek ik er achteraf al 3 keer rakelings langs gelopen te zijn voordat ik het uiteindelijk vond.
Soms zie je hier dan ook een skelet op straat liggen, de plattegrond nog stevig in de knekels geklemd. Een wel heel erg verdwaalde toerist dus...
Verder heerst hier dus ook de maffia. Ik moet je zeggen dat ik er tijdens mijn vorige bezoek aan Sicilië en nu ook weer niets van gemerkt heb, maar je hoort de mensen er vaak over spreken. Er gebeurt niets waar de maffia geen weet van heeft. In Agrigento schijnen dus erg veel families te wonen die zeer vaak een reisje boeken naar Zuid-Amerika. De cocaïnehandel is hier dus geen vreemd verschijnsel.
Agrigento liet een beetje een dubbel gevoel bij me achter. Zeker geen vervelende stad, maar ook enigzins benauwend door alle kleine straatjes. De Via Atenea (de Kalverstraat van Agrigento) was breed, maar verder alles klein en smal, en weinig pleinen wat erg on-italiaans is.
Woensdag dan op reis naar Catania om o.a. de meest actieve vulkaan van Europa te bezoeken, de Etna. Ditmaal de bus gekozen omdat die veel vaker ging dan de trein. Was een ritje van een kleine drie uur en heb ook nu weer onderweg genoten van de omgeving. Werd ook wel een beetje boos, want eigenlijk is het niet eerlijk dat wij in Nederland niet dit soort omgevingen hebben. Eigenlijk zouden we gewoon eens een poosje van landschap met de Italianen moeten kunnen ruilen, dat zou wel zo eerlijk zijn. En als we dan toch aan het ruilen zijn, laten we daar dan gelijk het weer in betrekken.
Catania wordt vaak genoemd in hetzelfde rijtje als Napoli en Palermo. Ik hield mijn hart dus een beetje vast voor deze stad. Maar jongens, jongens (meisjes ook natuurlijk), wat is Catania een leuke stad. Oke, in eerste instantie komt alles een beetje grauw over. Veel woningen zijn namelijk gebouwd van lavasteen, ach ja als de vulkaan je dat gratis aanbiedt, waarom zou je er dan geen gebruik van maken. Maar in het centrum zoveel geweldig mooie gebouwen, het is net alsof iemand van boven een handje suiker over de stad heeft uitgestrooid en dat bij neerkomen ieder korreltje veranderde in een kerk, paleis of ander mooi gebouw. Veel piazzas (pleinen) ook en op de meest onverwachte plekken. Zo loop je een klein steegje uit en beland je opeens op een zeer ruim plein met vaak zeer aangename terrassen.
De architect(en) van deze stad waren ook dol op vierkanten, want zo zijn de gebouwen hier neergezet wat resulteert in zeer lange straten. Als je in het begin van een straat staat, kun je het einde vaak niet zien. En dat geeft een gevoel van ruimte.
En een aantal schitterende stadsparken ook, waarvan het mooiste, Giardino Bellini, helaas wegens renovatie voor het grootste deel gesloten was.
De Duomo ondanks de duomomoeheid toch ook dagelijks met een bezoekje geëerd en zonder spijt.
Catania komt dus zeer onverwachts in het lijstje van mijn favoriete Italiaanse steden terecht.
Dit in tegenstelling tot de Etna. Met Etna moet ik een zeer ernstig woordje spreken. Vier jaar geleden was ik hier en wilde ik Mevrouw Etna niet al te veel lastig vallen. Besloot dus om niet haar hellingen zelf te beklimmen maar te kiezen voor een treinlijntje wat er toch al lag, de Circumetnea dat tot zo'n 1500 meter hoogte de hellingen van de berg betreint en de diverse bergdorpjes aandoet. Mevrouw Etna was toen echter niet in goede doen en alles wat ik toen gezien heb was mist, mist en nog eens mist.
Dit keer wilde ik wat brutaler zijn en wilde dus zo dicht mogelijk bij Mevrouw Etna in de buurt komen als maar mogelijk was. En dat heeft me één ding geleerd, met Mevrouw Etna valt niet te spotten.
Zowel het hotel als de Tourist Infomation adviseerden me om de bus te nemen naar Rifugio Sapienza, gelegen op ca. 1900 meter. Daarvandaan gaat er een kabelbaantje tot 2500 meter, en dan kun je met jeeps nog een paar honderd meter hoger komen om uiteindelijk onder begeleiding van een gids voetsgewijze tot aan de top te komen op ongeveer 3300 meter. Maar dit natuurlijk geheel afhankelijk van de weersomstandigheden. En ach, je raadt het al, de weersomstandigheden boven op de Etna waren niet je van dat.
Het was zelfs zo erg dat alleen het kabelbaantje nog ging. De jeeps (eigenlijk meer een soort Mercedesbusjes met 4-wielaandrijving) durfden het zelfs niet aan (lafaards!) om me wat hoger te brengen. Maar na zelf wat verder gelopen te hebben kon ik de jeeps geen ongelijk geven. Op een gegeven moment waaide de wind zo erg en was er zoveel stof dat ik nauwelijks nog adem kon halen en het zicht was ook vrijwel nul.
Ben toen dus maar weer afgedaald zonder echt iets spectaculairs gezien te hebben. Was wel zo stoer om dat niet met de kabelbaan te doen, maar wandelend. De teleurstelling was groot, maar om dat te kunnen delen met een zestal net zozeer teleurgestelde maar daardoor niet minder vrolijke Engelsen vergoedde wel veel, maar niet alles.
Bij deze waarschuw ik U, Dame Etna: I'll be back.
Ik had vrijdag eventueel nog wel een nieuwe poging kunnen wagen, want mijn trein naar Rome ging pas om 19.20 uur. Maar ja, woensdag was al niets hoorde ik van mensen, donderdag dus ook niet en als het vrijdag ook weer niets zou zijn dan zou ik 's middags weer uren moeten wachten op de bus terug naar Catania zoals op donderdag. Er gaat namelijk slechts 1 bus, om 8.15 heen en om 16.30 weer terug. En om de kille mist letterlijk en figuurlijk over de berg heen te zien en voelen vallen, nee dat had ik donderdag al meegemaakt en één keer was in dit geval wel genoeg.
Goed, vrijdag dus niet naar de Etna, maar het centrum van Catania bezocht en dat was zeker geen straf. De markt vlakbij Piazza Duomo is zeer levendig, dit in tegenstelling tot wat er verkocht wordt, namelijk vis in alle soorten en maten.
En hoewel ik helemaal niet zo marktig ben heb ik ook genoten van de gigantische markt op Piazza Carlos Alberto. Daar kan de Albert Cuyp nog een puntje aan zuigen. Ja en dan verder die suikerkorrels waar ik het al eerder over had, de ene kerk nog mooier dan de andere. En midden in de stad ook nog de overblijfselen van een Romeins amfitheater. Een klein gedeelte dan tenminste, de rest ligt nog verborgen onder de omringende gebouwen. Maar het kleine deel dat zichtbaar is doet vermoeden hoe groot het theater geweest moet zijn.
Genoeg leuke terrassen, cafes en restaurants ook in Catania, dus je zult je hier zeker niet vervelen.
Oh ja, ik zou bijna het hotel vergeten. Dat was Holland International. Ja, inderdaad gerund door een Nederlander, die echter zelf op vakantie was. Zijn dochter nam zijn taken echter glansrijk waar. Ik heb nog nooit zo´n bijzondere hotelkamer gehad. Zeer sfeervol geschilderd en een plafond waardoor je bijna geneigd zou zijn om de hele dag op je hotelkamer te blijven. Een gewelfd plafond en dan ook nog eens voorzien van frescos door Michelangelo.
Ok, Michelangelo, dat is gelogen, maar de frescos niet.
Vrijdagavond was dan het tijdstip van de terugreis aangebroken. Had op maandag mijn terugreis geboekt, vanaf Catania waren er dit weekend geen (betaalbare) vluchten meer beschikbaar en kwam toen toch weer terecht op Rome. Maar dat vond ik toch ook wel weer iets hebben, want daardoor werd deze reis een echte rondreis.
Reizen per trein is in Italie prima te doen en zeer goedkoop. De treinreis werd dus een soort goedkope hotelovernachting. In de treincoupé had ik ondermeer gezelschap van een zeer amusante Italiaanse punkmeid, die niet alleen reiste maar vergezeld werd door de nodige tatoeages en piercings en een puppie van 3 maanden oud, die ook nog eens vloeiend Engels sprak. Het meisje bedoel ik dan, niet de puppie, die blafte alleen maar Italiaans.
En dat was wel een verademing want Engels staat in Italie in het algemeen gelijk aan Abacadabra.
's Ochtends redelijk op tijd aangekomen op Rome Tiburtina. Dat is dan een soort bij-station van Rome, maar dan wel één met 25 sporen, volgens mij moet Roma Termini (het hoofdstation) het doen met maar 21.
De vlucht vanaf Ciampino naar Eindhoven verliep voorspoedig. Wist me dit keer vergezeld door door twee leraren die net een werkweek in een klooster in Umbrië achter de rug hadden. Moet haast wel een stilteweek geweest zijn, want die Limburgse kleppen stonden geen moment stil. Maar wel errug gezellig en toen ik vertelde dat ik ook Limburgse wortels heb omdat mijn vader daar vandaan kwam, was het ijs natuurlijk helemaal gebroken en steeg de temperatuur in het vliegtuig tot Italiaanse hoogten.
Zowel heen als terug met RyanAir gevlogen. Terugreis was perfect, heenreis rommelig en met behoorlijke vertraging. Maar ach, het ticket was zo goedkoop, dus heel erg vervelend vond ik die vertraging niet. Ze zijn zo goedkoop omdat ze op alles zoveel mogelijk bezuinigen. Kotszakjes zijn er bijvoorbeeld niet, kotsen dat doe je maar in het haar van degene die voor je zit, dat absorbeert ook prima. En ik hoorde dat als je rugzak niet meegevlogen is hij bij eventuele vondst niet bij je thuis wordt afgeleverd zoals de meeste maatschappijen dat doen, maar dat je hem zelf op het vliegveld moet komen afhalen.
Goed, sinds zaterdag weer thuis dus, wat toch ook wel weer leuk is, ondanks die lange broek. Maar tegelijkertijd toch ook weer die terugblik, die net zo leuk is, nou ja eigenlijk toch wel ietsjes leuker. De Eolische eilanden waren geweldig, er is eigenlijk maar één reden waarom je daar niet naar toe zou moeten gaan en dat is als je niet tegen hitte kan. En als ik terugdenk dan heb ik natuurlijk nog lang niet alles verteld. Zo heb ik bv ontzettend gezweet op mijn fietstocht over Lipari en ben afgedaald naar de Romeinse warmwaterbronnen om er achter te komen dat ze dicht waren en er natuurlijk wel iemand was die me kon rondleiden, maar dat dat een zeer eng iemand was met nog 3 stompjes in zijn mond die een wedstrijdje deden wie het zwartste was. De linker had volgens mij de meeste kansen, maar een rondleiding hoefde van mij toen al niet meer en dus moest ik weer honderden meters klimmen. Maar goed, er kwam natuurlijk altijd weer een moment van dalen en dat vergoedde dan veel.
Verder straalden de eilanden zo'n sereen gevoel van rust uit, echt heerlijk om mee te maken.
En ja, ik heb me ontzettend druk lopen maken over sommige Italianen. Ik heb er een hoop in zee gegooid zoals jullie hebben kunnen lezen. Maar ik heb er ook weer een aantal uit het water opgevist, want ze zijn natuurlijk niet allemaal zo erg. Nee, de meesten deugen wel en natuurlijk moeten er ook wel een aantal overblijven om mij op de terrassen van een drankje of hapje te kunnen voorzien.
Kortom, het is niet niet de eerste keer dat ik hier geweest ben en zeker ook niet de laatste keer.
Moet misschien maar eens met mijn baas over een uitwisselingsproject gaan praten, want kwam hier regelmatig de oranje wagens van TNT tegen. Hoewel ik postbode zijn in Overveen en Bloemendaal al erg leuk vind, de post rondbrengen op Stromboli heeft natuurlijk ook wel iets.
Zeker als die post gericht is aan de vulkaan zelf. Dan mag ik weer die indrukwekkende berg op.
Nou, ik hoop dat ik jullie niet al te veel heb verveeld met mijn verhalen.
Tot de volgende reis,
Leon
terug
|